De Ondergoedregel
is ontwikkeld om ouders en verzorgers te helpen om een gesprek aan
te gaan met hun kinderen. Het kan een effectieve manier zijn om
seksueel misbruik te voorkomen.
De Ondergoedregel heeft
5 belangrijke aspecten.
1. Je bent de baas
over je eigen lichaam
Kinderen moeten leren
dat ze de baas zijn over hun eigen lichaam en dat niemand ze mag
aanraken zonder hun toestemming. Open en directe communicatie op
jonge leeftijd over seksualiteit en “intieme lichaamsdelen”, waarbij
geslachtsdelen en andere lichaamsdelen bij de juiste naam worden
genoemd, kan kinderen helpen om te begrijpen wat wel en niet mag.
Kinderen hebben het recht om een kus of een aanraking te weigeren,
zelfs van iemand van wie ze houden. Ook moeten kinderen leren om
meteen “Nee” te zeggen tegen ongepast lichamelijk contact, om weg
te gaan als een situatie onveilig voelt en hierover te praten met
een volwassene die ze vertrouwen. Het is belangrijk om te benadrukken
dat kinderen moeten aandringen totdat iemand het serieus neemt.
In het boek vraagt de hand steeds om toestemming als hij Kiko ergens
wil aanraken. Kiko verleent die toestemming. Maar als de hand onder
het ondergoed wil aanraken zegt Kiko “Nee”. Als ouder of verzorger
kun je deze passage gebruiken om kinderen uit te leggen dat je altijd
“Nee” mag zeggen.
2. Goed aanraken en
slecht aanraken
Kinderen kunnen niet altijd herkennen wanneer aanraken gepast
of ongepast is. Vertel ze dat het niet OK is als iemand naar hun
geslachtsdelen kijkt of hun geslachtsdelen aanraakt. Vertel ze ook
dat het niet OK is als iemand ze vraagt om naar andermans geslachtsdelen
te kijken of ze aan te raken. De Ondergoedregel geeft kinderen een
heldere grens die ze makkelijk kunnen onthouden: hun ondergoed.
Ook helpt de regel volwassenen om met kinderen in gesprek te gaan.
Als kinderen niet zeker zijn of het gedrag van iemand anders acceptabel
is, moeten ze een volwassene die ze kunnen vertrouwen om hulp vragen.
In het boek weigert
Kiko om zich te laten aanraken onder het ondergoed. Ouders of verzorgers
kunnen uitleggen dat bepaalde volwassenen (bijvoorbeeld de ouders,
verzorgers of artsen) een kind daar soms moeten aanraken, maar dat
ze vooral “Nee” moeten durven zeggen in situaties waarin ze zich
ongemakkelijk voelen.
3. Goede en slechte
geheimen
Iemand die een kind misbruikt, vraagt het kind vaak om dit geheim
te houden. Daarom is het belangrijk dat kinderen het verschil leren
kennen tussen goede en slechte geheimen. Als een geheim kinderen
angstig, ongemakkelijk, bang of verdrietig maakt, is het een slecht
geheim dat ze niet voor zichzelf moeten houden. Ze moeten het delen
met een volwassene die zij vertrouwen (ouder, leerkracht, politieagent,
arts).
In het boek moedigt
de hand Kiko aan om ‘Nee’ te zeggen als iemand Kiko op een ongepaste
manier wil aanraken. Deze passage kan worden gebruikt om het verschil
uit te leggen tussen een goed geheim (bijvoorbeeld een verrassingsfeestje)
en een slecht geheim (iets wat een kind verdrietig of angstig maakt).
Ouders of verzorgers moeten kinderen aanmoedigen om slechte geheimen
met ze te delen.
4. Preventie en bescherming:
de verantwoordelijkheid van volwassenen
Als een kind misbruikt wordt, voelt het schaamte, schuld en
angst. Volwassenen moeten daarom voorkomen dat er bij kinderen taboes
rond seksualiteit ontstaan en zorgen dat kinderen weten waar ze
terecht kunnen als ze zich bezorgd, angstig of verdrietig voelen.
Kinderen kunnen aanvoelen dat ze iets hebben meegemaakt dat niet
in orde is. Volwassenen moeten hier alert op zijn en open staan
voor de gevoelens en het gedrag van kinderen. Er kunnen goede redenen
zijn waarom een kind contact met een bepaalde volwassene of een
ander kind uit de weg gaat. Dit moet gerespecteerd worden en kinderen
moeten weten dat ze hierover altijd met hun ouders of verzorgers
kunnen praten.
De hand in het
boek is Kiko’s vriend. Volwassenen zijn er om kinderen in hun dagelijkse
leven te helpen. De preventie van seksueel geweld is in de eerste
plaats de verantwoordelijkheid van volwassenen. Het is belangrijk
te vermijden dat de last hiervan niet op de schouders van kinderen
terecht komt.
5. Andere nuttige
tips bij De Ondergoedregel
Vertellen
en melden
Kinderen moeten weten op welke volwassenen ze kunnen vertrouwen
en tegen wie ze kunnen praten als dat nodig is. Help kinderen om
deze volwassenen uit te kiezen. Eén van deze volwassenen dient bij
het kind te wonen. De andere dient buiten de directe gezinssituatie
te staan. Kinderen moeten weten hoe ze hulp kunnen zoeken bij deze
groep van vertrouwenspersonen.
Bekende daders
Als een kind wordt misbruikt dan gebeurt dat meestal door een bekende
van het kind. Voor jonge kinderen is het extra moeilijk om te bevatten
dat een bekende misbruik zou kunnen plegen. Wees bewust van de subtiele
manieren die mensen, die een kind willen misbruiken, gebruiken om
langzaam het vertrouwen van een kind te winnen. Leer kinderen dat
ze het hun ouders of verzorgers vertellen als iemand ze kadootjes
geeft, vraagt om dingen geheim te houden of probeert om met ze alleen
te zijn.
Onbekende daders
In enkele gevallen is iemand die een kind misbruikt een onbekende.
Leer kinderen eenvoudige regels over de omgang met vreemden: stap
nooit bij een vreemde in de auto en neem nooit geschenken of uitnodigingen
van een vreemde aan.
Hulp
Kinderen moeten weten dat er professionals zijn die speciale steun
kunnen bieden (leerkrachten, maatschappelijk werkers, ombudspersonen,
artsen, schoolpsychologen, de politie) en dat er telefonische hulplijnen
zijn waar kinderen om advies kunnen vragen.